Tasten in het duister


Tasten in het duister

door Herman Keppy

Historicus Rémy Limpach verraste alweer in 2016 vriend en vijand met het boek De brandende kampongs van Generaal Spoor. Hij bewees ondubbelzinnig – voor wie dat nog niet wist – dat Nederland zich in de dekolonisatieoorlog in Indonesië schuldig heeft gemaakt aan structureel extreem geweld. Er werd nog wat gemord in kringen van veteranen en Indo’s, maar wat zeven jaar later blijft, is een boek dat staat als een huis.
En nu brengt Amsterdam University Press Limpachs studie naar de inlichtingendiensten in dezelfde periode uit: Tasten in het duister. Inlichtingenstrijd tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949. Deze nieuwe uitgave komt voort uit de studie die Limpach heeft gedaan in het kader van het
onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 (ODGOI).
Tot nu toe klinkt er geen gemor uit de hoek van veteranen en oud-kolonialen. Misschien komt dat ook omdat er in de pers nog nauwelijks melding is gedaan van het boek. Dat heeft wellicht mede als oorzaak dat het tegelijk met een ander boek uit hetzelfde onderzoek werd gepresenteerd, op dinsdag 3 oktober. Het boek Talen van Geweld van Remco Raben en Peter Romijn ving tot nog toe de meeste aandacht, mede dankzij een vreemd, op social media en in de NRC gepubliceerd betoog van Raben waarin hij zijn eigen onderzoek (en daarmee ook dat van Romijn) en het hele ODGOI-programma bagatelliseert, cq zichzelf bij voorbaat probeert in te dekken tegen mogelijke kritiek. Als je in die vijf jaar zoveel twijfels had, Remco, waarom heb je je dan niet gewoon teruggetrokken uit het onderzoek?
Rémy Limpach zal voor 100 procent achter zijn eigen werk staan, al zal ook hij twijfels hebben gehad om door te zetten. In het huidig klimaat van wappies en wokies, ter rechter- en linkerzijde, krijg je als onderzoeker en publicist te maken met onheuse aantijgingen, scheldpartijen en stalking. Dien je een min of meer publieke functie dan ben je vaak nog verplicht je te verantwoorden aan jan en alleman die zijn mening wenst te verkondigen. Vaak eenlingen die al dan niet zeggen te spreken namens het gehele Indonesische volk, alle veteranen of de gehele Indische of Molukse gemeenschap. Petje af voor doorzetters als Rémy Limpach.

Extreem geweld
Tasten in het duister heet zijn boek. Het is een treffende titel die met name van toepassing is op de Nederlandse inlichtingendiensten. Die hebben in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd ongeveer 5000 medewerkers ingezet voor een apparaat dat nooit goed heeft gefunctioneerd en uiteindelijk de slag met de beter werkende Indonesische inlichtingendiensten heeft verloren. Ze hebben slechts kunnen tasten in het duister. Hun inzet leverde verre van het gewenste resultaat op. Het gevolg van onder meer slechte scholing, incompetentie, onderbezetting en onderschatting van het Indonesisch nationalisme.

En passant zijn die 5000 inlichtingenofficieren en -minderen, aangevuld met nog duizenden trawanten, verantwoordelijk geweest voor een onevenredig groot aandeel in het excessief geweld waarvan verslag wordt gedaan in de Brandende kampongs van Generaal Spoor en vele andere publicaties. De Nederlandse inlichtingendiensten hebben op grote schaal Indonesiërs – schuldig of niet schuldig – opgepakt, mishandeld verhoord, gemarteld en vermoord. Hoeveel zal wel nooit zijn te achterhalen, rapporten werden niet of onvolledig opgemaakt, of verdwenen in de doofpot.
Limpach kaart een aantal martelpraktijken aan, zoals het ‘volgieten’ van gevangenen met water. ‘Infanterist H. Groenwegen (KL) noemde dit in 1949 in een brief naar huis vanuit Banjemassin (Kalimantan) “een zeer wrede kwelling”, die in praktisch “het hele gebied” werd toegepast. Inlichtingenmilitair Goos Blok, die zich hiervoor na de oorlog erg schaamde, maakte zich op Bali eveneens schuldig aan deze manier van folteren: “De gevangene kreeg een trechter en een slang in zijn mond. Water erin! Hij lag te kronkelen.”’


Origineel bijschrift: ‘Intimidatie tegen twee gevangen peloppers.’ Om ze aan de praat te krijgen werd een strop om hun hals gelegd en gedreigd dat zij zouden worden opgehangen.
NIMH, collectie S. van Langen


Niet alle inlichtingenmilitairen pleegden extreem geweld, benadrukt Limpach. Tegelijkertijd schrijft hij: ‘De Nederlandse gruwelijkheden kenden welhaast geen grenzen, zoals de opsomming die volgt verduidelijkt. Uit de bronnen stijgen de meest wrede methodes en details op. Nederlands inlichtingenpersoneel takelde, zo blijkt uit een groot aantal bronnen, gevangenen toe met slagringen, gummiknuppels, bullenpezen, geweerkolven, bajonetten, messen, klewangs en andere scherpe voorwerpen, zwepen, hamers, riemen, deegrollers, stenen, planken, rotantakjes -en latten, gespleten bamboestengels, roedes, gesels, brandende sigaretten, satéprikkers, prikkeldraad, tennisrackets, staarten van roggen, gedroogde paardenpenissen, vuur en kokend water.’
Het is verschrikkelijk, maar in wezen geen nieuws, weet ook Limpach. Hij haalt oud-krijgsraadmedewerker Herman Burgers aan, die in 2011 het geweld een publiek geheim noemde: ‘In Indië wist iedereen dat er werd gefolterd bij verhoren.’ Limpach noemt ook onderzoekers Van Doorn en Hendrix, die al in 1983 betoogden dat men niet hoefde te twijfelen aan de verbreiding van de misbruiken: ‘Op de troepenschepen die huiswaarts gingen, waren deze zaken frequent gespreksstof én omstreden materie, met vaak de verzuchting-in-eenstemmigheid: “Ze hoeven van de mof niets te zeggen.”’
Oud nieuws, maar zolang het geen onderdeel is van ons nationaal bewustzijn blijft het van belang om over het geweld van Nederlandse zijde te verhalen. Wel nieuw is dat niet eerder de rol van de inlichtingendiensten zo breed en diep werd uitgespit – in 672 pagina’s. Dat is nodig om de oorlog, de schaal van het geweld en de impact ervan beter te begrijpen.


Op West-Java werden voor moeilijke opsporings- en inlichtingenmissies duizenden overgelopen, grotendeels Sundanese strijders ingezet, de zogenoemde HAMOT’s (Hare Majesteits Ongeregelde Troepen). NIMH, Sweep, G.C. Brandenburg

Verantwoordelijken
De folteraars van de inlichtingendiensten waren verbonden aan het KNIL, de Koninklijke Landmacht en de Mariniersbrigade, maar ook andere onderdelen, zoals de Militaire Politie, maakten zich schuldig aan martelpraktijken. Indische Nederlanders en (pro-Nederlandse) Indonesiërs waren oververtegenwoordigd. Tot de laatsten behoorden Molukkers, die in veel Nederlandse getuigenissen worden genoemd vanwege hun ‘bijzondere felheid en wreedheid’. Het waren echter de Nederlandse meerderen die de misdaden sanctioneerden en ‘Nederlandse officieren, onderofficieren en manschappen gingen echter eveneens geregeld over de schreef’
.
Limpach heeft de zaken grondig aangepakt, zoals van hem viel te verwachten. Dat is zijn eerste kwaliteit. Naast het bestuderen van werk van collega’s die hem voorgingen, dook hij in de archieven op zoek naar patrouilleverslagen en getuigenissen, hij sprak met deskundigen en worstelde zich door een hoop publicaties, waarbij hij niet vergat ook de boeken mee te pakken die het geweld en de daders nog verheerlijken ook, zoals de serie over de mariniersbrigade van Wim Hornman. Een tweede kwaliteit van de onderzoeker is zijn schrijftalent, hij schrijft prettig toegankelijk. Een derde gave is dat hij niet alleen goed kan relativeren, maar ferme uitspraken niet uit de weg gaat.
Zo schrijft hij: ‘Inlichtingenmilitairen hielden ook – tot dusver veel minder bekend – buiten de verhoorkamers en de verhoren te velde flink huis. Zij vermoordden op geroutineerde wijze gevangenen, al dan niet nadat zij al bij verhoren waren “uitgeperst”. Samen met hun handlangers waren zij tevens prominent bij hardhandig uitgevoerde razzia’s, brandstichtingen en plunderingen betrokken.’
En dan: ‘De militaire verantwoordelijkheid voor deze misdaden ligt […] bij de hele krijgsmacht en met name bij de hogere echelons: de commandanten, maar op de eerste plaats de legerleiding.’
Zij hebben ‘gesloft’, zoals men in het Indische zegt, de commandanten zijn nooit ter verantwoording geroepen of voor de rechter verschenen. In tegendeel, de officieren ontvingen onderscheidingen en pensioenen, en de volstrekt falende opperbevelhebber Simon Spoor kreeg straten naar zich vernoemd.
Natuurlijk dragen ook de Nederlandse politici van toen schuld, die volgens Limpach deze koloniale oorlog nooit hadden mogen voeren. Zij leden net als de legerleiding aan ‘zelfbedrog’.  ‘Zij konden of wilden maar niet beseffen dat de overgrote meerderheid van de 70 miljoen Indonesiërs de terugkeer van het Nederlandse gezag afkeurde – en dat de op 17 augustus 1945 uitgeroepen en als Japans maaksel beschouwde Republiek Indonesië niet met militaire middelen kon worden bedwongen.’

Met Tasten in het duister doet Rémy Limpach op overtuigende wijze verslag van het bijzonder gewelddadig opereren of modderen van de Nederlandse inlichtingendiensten in een bij voorbaat verloren oorlog. Hij krijgt van mij een ouderwetse 10.
Rest één overpeinzing. Die inlichtingendiensten hebben oorlogsmisdaden begaan die nog hun weerslag moeten hebben op de kinderen van slachtoffers én daders. Het bloedstollende De tolk van Java van Alfred Birney, zoon van een tolk/verhoorder die in dienst was van de Veiligheidsdienst Mariniersbrigade (VDMB), licht wat dat betreft een tipje van de sluier. Daar zou schrijver dezes – ook zoon van een ‘tolk’ van Java – nog weleens een diepgaande studie naar willen zien.


Rémy Limpach, Tasten in het duister. Inlichtingenstrijd tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949, Amsterdam University Press, 2023





 
Share our website