Het koloniale project in Oost-Afrika


Het koloniale project in Oost-Afrika

door Dorrit van Dalen

Het is geen mooie geschiedenis, die van de inrijging van Oost-Afrika in de 19e eeuw in de Europese economie. Maar er zijn spannende verhalen aan verbonden, over Livingstone en Stanley, de dominee en de journalist die beiden veroveraars werden, over Livingstones Afrikaanse reisgezellen die zijn dode lichaam droogden en het vervolgens op een tocht van maanden naar de kust droegen zodat het verscheept kon worden naar Engeland, over prinses Salme die in Hamburg Frau Emilie Ruete werd, over Tippu Tip, de ivoor- en slavenhandelaar over wie Britten, Belgen en andere kolonialisten zich opwonden, terwijl ze zijn steun aanvaardden.

Die verhalen hebben de afgelopen decennia dan ook tientallen auteurs geïnspireerd. Uiteraard is hun perspectief in de loop van de tijd verschoven, van ontzag voor de grote bewegingen van imperialisme naar lief en meer leed van individuen die aan de ene of de andere kant een rol speelden. Een prachtig kantelpunt was Ian Anstruthers  I presume (1956), dat Stanley voorstelt als een geknakte held, die achtervolgd werd door schaamte, niet over het koloniale project, maar over de knulligheid van dat ene moment, van ‘Livingstone, I presume.’ E.J. van Donzel presenteerde in 1992 een biografie en memoires van Salme, de dochter van Said b. Sultan al-Busaidi, de sultan van Oman en Zanzibar. In 2020 verscheen Out of Darkness, Shining Light, waarin Petina Gappah de kokkin Halima en de tot slaaf gemaakte (later bevrijde) Jacob Wainwright het verhaal laat vertellen van hun reizen in het gevolg van Livingstone.
Deze schrijvers en tientallen anderen konden zich baseren op grote hoeveelheden brieven, verslagen en dagboeken. En dat doet Martin Bossenbroek in De Zanzibardriehoek ook. Hij vertelt al die verhalen nog een keer, soms in bewoordingen en passages die de ingevoerde lezer herkent, want ze gaan tenslotte terug op dezelfde primaire bronnen. Ze staan allemaal vermeld in de nuttige lijst bronnen en literatuur in het boek.  


Prinses Salme, later Emilie Ruete, correspondeerde vanuit Zanzibar met C. Snouck Hurgronje.

Consul Kirk
Bossenbroek voegt nog het verhaal toe van John Kirk, die ook uitgebreide dagboeken naliet. Dat is een interessante keus. Kirk was een Schotse arts en botanist, die eerst vijf jaar mee reisde met Livingstone en daarna, in 1873, Brits consul werd op het eiland Zanzibar. Hij was een goede diplomaat, geïnteresseerd in de mensen tussen wie hij leefde, en in de politieke verhoudingen ter plaatse. Een van zijn belangrijkste opdrachten was om mee te werken aan het onderdrukken van de slavenhandel vanuit Oost-Afrika en in ieder geval de slavenhandel vanaf Zanzibar te doen stoppen. Zoals  Frankrijk zijn mission civilisatrice had, ging het de Britten aanvankelijk om Christianity, commerce and civilisation. Allengs kwam daar control bij, zoals Bossenbroek vertelt in de epiloog van zijn boek. De Britse opdracht en ook Kirks persoonlijke motivatie werd steeds meer om Britse belangen en expansie in Oost-Afrika te ondersteunen, in competitie met Duitse en Belgische. Daarvoor was samenwerking nodig met traditionele autoriteiten op Zanzibar, die controle uitoefenden op het vaste land, nu Tanzania en Zambia. De macht van die traditionele autoriteiten was in belangrijke mate gebaseerd op slavenhandel. Bossenbroek begint en eindigt zijn boek met Kirk en geeft hem tussendoor ook de ruimte. En toch is Kirk, of de ontwikkeling van zijn visie op de Britse rol in Oost-Afrika, niet een rode draad die ons door de geschiedenis van Europese ontdekkingen en expansie leidt. Daarvoor ‘verliezen’ de andere hoofdstukken zich te zeer in de andere avonturen.



John Kirk in 1908

Voor wie?
Bossenbroek houdt van mooie verhalen, dat is duidelijk. Maar het is de vraag wat hem voor ogen stond bij het navertellen van deze verhalen, en wie. De lezer van historische romans? Maar een roman is dit boek niet geworden.

Dat komt op de eerste plaats  door het gebrek aan focus en door slordige, verwarrende formuleringen. Bijvoorbeeld: ‘Pas vanaf dat punt zou het hele expeditieteam overstappen op de Ma Robert [een rivierboot, DvD], om door te reizen naar de Batoka-hoogvlakte. Overigens zonder de naamgeefster zelf, want mrs Livingstone was [...] achtergebleven in Kaapstad. Zwanger. Tot verdriet van the Doctor [Livingstone] en stiekeme opluchting van de anderen.’ (blz. 42) Bij tweede lezing begrijp je het en bovendien kan je hier om lachen. Maar met drie of vier van zulke manke verwijzingen per bladzij heeft het boek het effect van een cakewalk. Wiens perspectief delen we bijvoorbeeld in de volgende passage?  ‘Kirk reageerde opgetogen, zelfs een beetje overenthousiast. Hij leek er alleen maar sterker door gemotiveerd om de strijd tegen de slavenhandel te intensiveren. En het lastige was: Kirk wist alles.’ (blz. 205) Wat ook rammelt is het gebruik van verleden en voltooid verleden tijd. Bossenbroek heeft een grote voorliefde voor de voltooid verleden tijd, ook als dat niet past. Je weet nooit waar je bent.  
Daarnaast zijn er de stijlfouten die een enthousiaste schrijver maakt, maar die een redacteur had moeten zien. ‘Sindsdien had Stanley al verschillende keren bijna zijn tong eraf gebeten, vooral met een slok op. Maar hij had het geheimgehouden.’ (blz. 127) Waar had hij zijn tong bijna vanaf gebeten? Maar of dus?
Voor historici kan het boek ook niet bedoeld zijn. Voor wetenschappers is het een bezwaar dat Bossenbroek, net als in vorige boeken, niet aangeeft wat hij letterlijk vertaalt, uit welke bronnen, en wat hij als verteller van historische verhalen verzint. Wat moeten zij met zinnen als ‘De ogen van John Kirk glommen.’ (blz. 33) De bekende verhalen zijn ook niet samengebracht vanwege een nieuwe visie op de koloniale geschiedenis. De driehoek in de titel leek een visie te benoemen, maar doet het niet. Het wordt zelfs niet duidelijk wat Bossenbroek met die driehoek bedoelt. Ja, Stone Town, de belangrijkste stad van Zanzibar, heeft de vorm van een driehoek, vertelt hij in de Proloog. De zeilen van de dhows die daar liggen zijn driehoekig en net als in de Bermudadriehoek zijn er slachtoffers verdwenen in de slavenhandel vanaf Zanzibar. Maar na die constateringen volgt het besluit: ‘Maar meer dan een beelden associatie is het niet. Geschiedenis is geen geometrie. Mensen maken geschiedenis, in een lastig doordringbare stofwolk [sic] van samen- en tegenwerking, van goede bedoelingen en kwade opzet...’ (blz. 28)


Dit bordje wijst toeristen in Zanzibar de weg naar de voormalige slavenmarkt.

Tegenwoordig verdient het Tanzaniaanse Zanzibar voornamelijk aan toerisme. De overheid maakt daarbij gebruik van de mythische naam van Tippu Tip, door toeristen te wijzen op het huis waar hij woonde. Ze gebruikt de geschiedenis van de slavenhandel, die Afrikaanse slaven, handelaren uit Oman, Muskat en andere Arabische streken bij elkaar bracht, om de cultuur van het eiland bij toeristen aan te prijzen als divers en kosmopoliet. Waarom niet, zou je zeggen. Maar Bossenbroek vindt het confronterend dat het terrein waar in de 19e eeuw nog de slavenmarkt was, nu ‘losgemaakt’ lijkt van het centrum van de stad en dat het niet een open wond is voor de bewoners, die gewoon maar doorleven. Zolang die hedendaagse open wond niet wordt beschreven, vind ik dat sentiment paternalistisch.  


Martin Bossenbroek, De Zanzibardriehoek. Een slavernijgeschiedenis, 1860-1900, Athenaeum –Polak & Van Gennep, 2023
 
Share our website