Henri en Jean Estourgie

Henri en Jean Estourgie, 1946

Henri en Jean Estourgie
Architecten in Nederlands-Indië en Indonesië


door Pauline K.M. van Roosmalen

In 2011 vroeg mijn collega Bambang Eryudhawan me wat ik wist over Henri Estourgie. De aanleiding voor die vraag was zijn recente bezoek aan het voormalige paleis van de sultan van Kutai in Tenggarong (Kalimantan, Indonesië). Hoewel ik Yudha een antwoord schuldig moest blijven, waren zijn foto’s van het paleis intrigerend genoeg om op onderzoek uit te gaan. Ruim tien jaar later, en niet in de laatste plaats dankzij Henri’s zoon en schoondochter Jean en Rita Estourgie–Hertman, weet ik aanzienlijk meer.



Paleis van de sultan van Kutai in Tenggarong, Kalimantan, 1938

Politieke ontwikkelingen (1910–1958)
Het leven van Henri (*1885 Amsterdam, †1964, Nijmegen) en Jean (֗*1927, Soerabaja) bleek tekenend voor het leven van veel Nederlandse ondernemers die zich de eerste decennia van de twintigste eeuw in Nederlands-Indië vestigden. Na vier decennia waarin het voeren van een bedrijf in de kolonie behoorlijk lucratief kon zijn en steeds meer ondernemers werkten aan en voor een toekomst in de kolonie voor zichzelf en hun gezin, volgde vanaf 1942 een periode waarin dat leven volledig op de schop ging.
De veranderingen werden ingeluid door een machtsovername van Japan: het begin van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Na de Japanse capitulatie volgde de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring in augustus 1945. Een verklaring die een einde maakte aan de ‘vanzelfsprekendheid’ van de Nederlandse aanwezigheid in en het Nederlandse bestuur over de omvangrijke eilandengroep. Omdat Nederland niet bereid was zich bij deze nieuwe realiteit neer te leggen, bond het zowel diplomatiek als gewapend de strijd aan met de jonge republiek. Een strijd die na jaren in het voordeel van Indonesië werd beslist en Nederland eind 1949 geen andere keus liet dan in te stemmen met de officiële soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië.
Na de soevereiniteitsoverdracht brak een periode aan waarin, behalve Indonesiërs, ook grote aantallen Nederlanders werkten aan de (weder)opbouw van de republiek. Die situatie was alleen geen lang leven beschoren. Toen Indonesië als gevolg van een diepgaand conflict met Nederland over het bestuur van West-Nieuw-Guinea (Irian Jaya) niet langer zaken met Nederland wenste te doen, restten de Nederlanders eind 1957 namelijk weinig andere mogelijkheden dan hals over kop, en met achterlating van al hun bezittingen, het land te verlaten. Na aankomst in Nederland of elders zat er voor de meesten weinig anders op dan de schouders eronder te zetten en opnieuw te beginnen.



Henri Estourgie aan het werk in Soerabaja, 1922

Henri en Jean Estourgie
Het leven van Henri en Jean volgt de bovenbeschreven ontwikkeling op de voet. Na enkele jaren gewerkt te hebben op het Amsterdamse architectenbureau van Eduard Cuypers, vertrok Henri eind 1910 naar Nederlands-Indië. Daar ging hij in Batavia aan het werk op het architectenbureau van Marinus Hulswit, een Indische architect met wie Cuypers in 1909 een samenwerkingsverband was aangegaan.
[1]
Vanwege een cholera-uitbraak in Nederlands-Indië reisde Henri al in het voorjaar van 1913 vervroegd op verlof naar Nederland. [2] De duikbotenoorlog die vervolgens losbrandde vanwege de Eerste Wereldoorlog hield hem daar vast; hij keerde hij pas in eind 1919 terug in Nederlands-Indië. Dit keer reisde hij echter niet alleen, maar in het gezelschap van Johanna Rossing, de vrouw met wie hij een maand eerder in het huwelijk was getreden. Een jaar nadat Henri zijn werk in Batavia hervatte, verhuisde hij samen met Johanna naar Soerabaja om daar als chef-de-bureau aan de slag te gaan op het nieuwe kantoor dat Cuypers in Oost-Java had geopend. Soerabaja was de stad waar Henri en Johanna, met uitzondering van de jaren tussen 1942 en 1948, hun Indische leven opbouwden.
Net als veel van zijn collega’s van Cuypers’ bureau, vestigde ook Henri zich op enig moment als zelfstandig architect. Aanvankelijk deed hij dat in associatie met Rijk Rijksen, een oud-collega die eveneens voor Cuypers naar Nederlands-Indië was vertrokken en sinds 1914 als zelfstandig architect was gevestigd in Malang. Na de opheffing van dit bureau, dat bestond van 1926 tot 1935 en zowel in Malang als in Soerabaja kantoor hield, zette Henri zijn werkzaamheden voort onder de naam Architectenbureau Henri Estourgie. Met uitzondering van de oorlogsperiode en ondanks een kleine maar significante naamswijziging ‒ Architectenbureau Henri Estourgie werd Architectenbureau Henri Estourgie en Zoon ‒ was Henri’s bureau actief tot 1957. De naamswijziging in 1952 hield direct verband met de toetreding van Jean, die na afronding van zijn opleiding tot architect aan de Technische Hogeschool in Delft  – en de voltrekking van zijn huwelijk met Rita Hertman en het vervullen van zijn dienstplicht – het bureau van zijn vader kwam versterken.


Jean Estourgie aan de tekentafel in Surabaya, 1953

De samenwerking tussen vader en zoon duurde niet lang. Net als de meeste Nederlanders zagen ook Henri en Jean eind 1957 geen andere mogelijkheid dan het zo goed mogelijk afronden van lopende zaken en daarna ijlings hun al eerder naar Nederland afgereisde echtgenotes achterna te reizen. In Nederland vestigden beide echtparen zich in Nijmegen. Voor Henri, die kort voor vertrek uit Indonesië zijn 71e verjaardag had gevierd, betekende de remigratie het einde van een lange carrière; in plaats van zijn bureau in Nederland te continueren, besloot hij er een punt achter te zetten. Jean, die Nederland alleen maar kende uit de tijd dat hij er studeerde, zette het bureau van zijn vader niet voort. Hij werkte de rest van zijn werkzame leven bij Ingenieurs- en Architectenbureau Haskoning in Nijmegen. Henri en Jean noch hun vrouwen keerden ooit naar Indonesië terug.


Nederlandsche Handel-Maatschappij, Bandoeng, 1910

Ontwikkelingen in de architectuur
Hoewel politieke ontwikkelingen in de archipel van grote invloed waren op het particuliere en professionele leven van Henri en Jean, lieten die niet een op een hun sporen na in hun werk. Zo er al sprake was van stilistische of methodologische veranderingen, dan waren die doorgaans niet het gevolg van (inter)nationale politieke ontwikkelingen maar van internationale ontwikkelingen binnen de architectuur.

Omdat Henri een van de weinige architecten was die zowel in het laat-koloniale als in het vroeg-postkoloniale tijdsgewricht in de archipel werkte, is zijn oeuvre onder andere om deze reden interessant. [3] Waar Henri’s eerste ontwerpen gekenmerkt werden door een tamelijk decoratieve stijl, werden latere ontwerpen allengs soberder. Ontwerpen die aanvankelijk veel van hun zeggingskracht ontleenden aan klassieke architectonische middelen als zuilen, kolommen en decoratieve elementen, maakten geleidelijk plaats voor ontwerpen waarbij de ruimtelijke en lichtwerking van bouwvolumes en gevelopeningen, onderling en ten opzichte van elkaar, de boventoon voerden. Een ontwikkeling die aansloot bij contemporaine opvattingen over en tendensen binnen de eigentijdse architectuur waarvan Henri duidelijk op de hoogte was ondanks zijn fysieke afwezigheid buiten het centrum van deze ontwikkelingen (het ‘Westen’).
Dat zowel Henri als Jean stilistische ontwikkelingen in de architectuur volgde, illustreren ook de werken die ze in de jaren 1950 ontwierpen. Hun ingetogen interpretatie van de stijl die in die jaren internationaal opgeld deed – en in Indonesië wordt aangeduid als Jengki, een verbasering van het Amerikaanse woord Yankee – maakt duidelijk ze op de hoogte waren van eigentijdse internationale ontwikkelingen binnen de architectuur. Het besluit daarin mee te gaan was niet zozeer omdat hun klantenkring rigoureus was gewijzigd – het merendeel van de opdrachtgevers bleef Nederlands –, maar gewoon omdat die stijl op dat moment helemaal de rigueur was.


Pastorie van de Heilig Hartkerk in Surabaya, 1955

Verleden, heden en toekomst
Zoals met wel meer van Indonesië’s vroeg-postkoloniale architectuur het geval is, was het werk van Henri en Jean tot enkele jaren geleden nagenoeg ongeïdentificeerd en ongedocumenteerd. De oeuvrelijst die ik, naar aanleiding van de vraag van Yudha, samen met Jean en Rita opstelde, kon dankzij Obbe Norbruis’ grondige onderzoek naar het bureau van Cuypers, Hulswit en Fermont worden uitgebreid.
[4] De aldus ontstane werkenlijst van Henri en Jean vormt de basis voor een publicatie over dat werk die in 2025 verschijnt bij Uitgeverij Verloren in de reeks ‘Bibliografieën en Oeuvrelijsten van Nederlandse Architecten en Stedenbouwkundigen’ van de gelijknamige stichting.
Om in Surabaya, de stad waar Henri en Johanna hun hart aan verpandden, het werk van de Estourgies onder de aandacht te brengen, heb ik in 2017 in samenwerking met een lokale universiteit twee workshops geïnitieerd en begeleid. Voor de studenten, maar ook voor de docenten en de inwoners van Surabaya in het algemeen en de bewoners van de nog bestaande gebouwen in het bijzonder, was de workshop een openbaring: dat er in hun eigen stad nog zo veel te zien was uit en te vertellen was over de vroeg-postkoloniale periode bleek een volkomen verrassing.

Waar een eenvoudige vraag al niet toe kan leiden…




Afbeeldingen
Privécollectie Jean en Rita Estourgie–Hertman, Nijmegen
a/d Amstel architecten, Amsterdam (met dank aan Obbe Norbruis): foto Henri Estourgie aan het werk in Batavia


Verder lezen
Tariq Khalil, Retronesia Indonesia’s Highstyle rediscovered, Afterhours Books, Jakarta, 2015
Obbe Norbruis, Alweer een sieraad voor de stad. Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927, LM Publishers, Volendam, 2018
Pauline K.M. van Roosmalen, ‘An Indisch Career in Five Stages: A Brief Account of the Indisch Life and Works of Henri and Jean Estourgie’ in: Timoticin Kwanda, H.L.J.M. Estourgie and Son. Architects in Surabaya and Beyond, Lembaga Penelitian dan Pengabdian kepada Masyarakat, Surabaya, 2018, 10-25  
Pauline K.M. van Roosmalen, Maarten Hercules, ‘Bouwen in turbulente tijden. Het werk van Ingenieurs-Bureau Ingenegeren-Vrijburg (IBIV) (1936-1957)', Bulletin KNOB no 1 (2016), 34-50


Noten
[1] Ed. Cuypers was een neef van de bekende architect Pierre Cuypers, die onder andere het Rijksmuseum in Amsterdam ontwierp.
[2] Obbe Norbruis suggereert dat Estourgie naar Nederland vertrok omdat Cuypers’ bureau in Amsterdam op dat moment weinig ontwerpopdrachten had. Norbruis vermoedt dat Estourgie in Amsterdam aan enkele Indische opdrachten werkte. Een onderbouwing voor deze verklaring ontbreekt. Obbe Norbruis, Alweer een sieraad voor de stad. Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927, LM Publishers, Zaandam, 2018, 49.
[3] De andere reden is het aan de vergetelheid ontrukken van het bestaan en zijn werk.
[4] De toeschrijving van werken aan Estourgie door Norbruis zijn in sommige gevallen (nog) niet overtuigend.

 
 
Share our website