'Dekolonisatie, daar zat niemand op te wachten'


‘Dekolonisatie, daar zat niemand op te wachten’

door Sander van der Horst

Bijna veertig jaar geleden stelde historicus Harry Poeze In het land van de overheerser samen. Het boek is een geschiedenis van de Indonesiërs – van zeelieden tot studenten en aristocraten tot bedienden – die door de eeuwen heen naar Nederland afreisden. Nog steeds geldt het als een standaardwerk. Toch is het alleen nog maar digitaal of tweedehands verkrijgbaar: hoog tijd om het boek weer in de schijnwerpers te zetten. Ik sprak Poeze over het KITLV, Indonesische geschiedenis en de jacht op historische bronnen.

In het land van de overheerser kwam in 1986 uit, maar het boek verdient meer aandacht omdat het zo’n bijzonder verhaal is. Het is een Indonesische geschiedenis van Nederland. Waar kwam het idee vandaan om dit boek te schrijven?
‘Een paar jaar voor het boek uitkwam, werd ik benoemd tot hoofd van de uitgeverij van het KITLV. Het was toen een nogal ingeslapen instituut, de banden met Indonesië waren bijna helemaal verbroken geweest. Er werd gezocht naar een nieuwe taakstelling. Het was ook een flink vergrijsd clubje van mannen die nog voor de oorlog als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië werkzaam waren geweest. Zij zagen het KITLV nog steeds als een plek waar “koloniale” wetenschap bedreven werd.
Toen vond er een kleine machtsgreep plaats, geleid door de professoren Teeuw en Uhlenbeck. Daarna gingen de ontwikkelingen snel. Het KITLV verhuisde van Den Haag naar Leiden, kreeg meer ruimte voor de eigen collectie en bibliotheek, en zocht een nieuwe uitgever. Dat werd ik. Er werd een overeenkomst getekend met Indonesië en er kwam een afdeling in Jakarta. Alle in Indonesië verschenen boeken kregen wij toen ook in Leiden, duizenden per jaar.
Mijn biografie van de Indonesische communist Tan Malaka, over zijn levensloop tot 1945, was als proefschrift al in 1976 uitgebracht [het vervolg daarop, Verguisd en vergeten, een driedelig werk van meer dan tweeduizend pagina’s, verscheen in 2007, SvdH]. Tijdens het onderzoek voor die dissertatie kwam ik veel aanwijzingen tegen over de lotgevallen van Indonesiërs in Nederland. Dat boeide me. Bij het KITLV waren historici tot dan toe bezig met het schrijven over Nederlanders in Indonesië. Mijn idee was het perspectief om te draaien. Nationalisme? Dekolonisatie? In Nederland was daar toen niemand in geïnteresseerd. Waar blijft het niet-Eurocentrische perspectief? vroeg ik mij af. Laat het verhaal van Indonesiërs horen! Toen ik het idee voor In het land van de overheerser aan de redactieraad voorstelde, werd het tot mijn verrassing enthousiast onthaald.’


Ibrahim Datoeng Tan Malaka, waarschijnlijk in Amsterdam, circa 1922, collectie KITLV

Hoe bent u te werk gegaan?
‘Er kwamen meteen al tal van dingen boven water die nog niet eerder waren onderzocht, veel meer dan ik aankon. We splitsten het werk in drieën: Cees van Dijk schreef de geschiedenis tot aan de twintigste eeuw, Inge van der Meulen onderzocht de naoorlogse periode en ik stortte me op de periode 1900–1945. Dat zijn de leukste hoofdstukken geworden [gniffelt]. Ook omdat juist in die periode ontwikkelingen in Nederland direct effect hadden op de situatie in Indië.’

U doelt op de Perhimpoenan Indonesia (PI), een Indonesische organisatie die van apolitieke studentensociëteit tijdens het interbellum uitgroeide tot een van de belangrijkste voorvechters voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Lange tijd werden de leden van de PI door Indonesiërs gezien als hun vertegenwoordigers in het buitenland. Jullie beschrijven een heel diverse groep van mensen die in Nederland aankwam, maar de PI speelt duidelijk de hoofdrol.
‘Je kan zeggen dat de onafhankelijkheid van Indonesië is ontstaan in Leidse huurkamertjes. Daar vergaderde de PI en verschaften de Indonesische studenten inspiratie aan mensen in Indonesië. Maar dat begon ook al veel eerder, bijvoorbeeld met het tijdschrift Bintang Hindia (Ster van het Oosten), een prachtig geïllustreerd blad dat tussen 1902 en 1907 verscheen in het Maleis, de voorloper van het moderne Indonesisch.
Bintang Hindia was weliswaar niet antikoloniaal, maar wel een van de eerste Indonesisch-talige bladen in Nederland. Het blad werd in Nederland gedrukt, ook om technische redenen. Daarna volgde verzending naar Indië. Daar werd een bijlage toegevoegd, waarvoor een overheidssubsidie werd verstrekt die dankzij gouverneur-generaal Van Heutsz  tot stand kwam. De lezerskring bestond vooral uit Indonesiërs in overheidsdienst. Ik verzamelde Bintang Hindia als een gek, in bibliotheken en op rommelmarkten.
Ook vond ik het belangrijk dat de Indonesische aanwezigheid in Nederland visueel duidelijk werd. Dus een blad als Bintang Hindia was koren op mijn molen. Wij hebben hele pagina’s van dergelijke bladen laten afdrukken in het boek. Maar dat was nog een heel karwei, omdat de kwaliteit van de beelden vaak slecht was.’


Schoolkinderen lezen Bintang Hindia, Bandoeng, circa 1915, collectie KITLV

Er waren niet veel problemen tijdens het schrijven?
‘Wij kregen alle vrijheid. Ook mijn achtergrond was geen probleem. Ik studeerde namelijk af bij Jan Pluvier en Wim Wertheim, linkse voorlieden die weinig ophadden met de nogal rechtse onderzoekers in Leiden. Ikzelf stak mijn kritiek op het kolonialisme niet onder stoelen of banken. Maar dat werd me nooit nagedragen.
Eén keer kreeg ik van professor Teeuw een vraag over de titel, In het land van de overheerser. Wat ik precies bedoelde met “overheerser”. Ik zei dat die term ook vaak door Indonesiërs in Nederland zelf werd gebruikt en tot de vroege 20e eeuw gewoon stond voor het Nederlandse koloniale bestuur. Maar uiteraard was de term ook kritisch bedoeld; er valt niet te twisten over de vraag of het Nederlandse kolonialisme ook overheersing inhield. De dubbele betekenis van overheerser kwam voor de boektitel natuurlijk als geroepen.
Een echte uitdaging vormde het totale gebrek aan bronnen over Indonesiërs in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik vond helemaal niks, hoogstens een zinnetje hier en daar in een krant. Men had nauwelijks iets nagelaten. Dus heb ik toen veel mensen opgezocht en geïnterviewd, die leefden destijds nog. Met een soort sneeuwbaleffect vond ik een aantal in Nederland woonachtige Indonesiërs die hier de bezetting hadden doorgemaakt, en die hun unieke ervaringen aan mij vertelden – onder hen Lillah Soesilo, Moorianto Koesoemo Oetojo en Rasono Woerjaningrat.
Een keer kwam ik bij een oudere Indonesische man in Diemen. Hij was om zijn vermeende betrokkenheid bij een communistische coup in 1948 naar Nederland uitgeweken. Zat hij daar in een totaal kaal huis te verpieteren... De tragiek van een banneling. Maar een fotoalbum had hij nog wel. Ik heb lang met hem gepraat en uiteindelijk mocht ik veel van zijn fotomateriaal gebruiken.’

Hoe werd het boek ontvangen?
‘Uitstekend. Het werd binnen een paar maanden herdrukt. Rudy Kousbroek [een in Nederland gevierd auteur, van onder andere Het Oostindisch kampsyndroom, 1992] schreef zelfs dat het boek het mooiste was dat er ooit over Indonesië was geschreven! Het zag er natuurlijk ook visueel aantrekkelijk uit. Maar ik was daarnaast vooral op zoek gegaan naar de spannende verhalen. Neem Roestam Effendi, Nederlands eerste Tweede Kamerlid van kleur. Als hij in de Kamer  “Indonesië vrij!” roept en vervolgens wordt opgepakt en een week lang in een Nederlandse cel verdwijnt, dat zijn spannende anekdotes.’

In 2008 verscheen de Indonesische vertaling van het boek, Di Negri Perjajah: Orang Indonesia di Negri Belanda 1600-1950. Voor het eerst verscheen deze geschiedenis van Indonesië, en dus van de nationalistische beweging, in het Indonesisch. Hoe was de ontvangst daar?
‘In Indonesië verschijnen er helaas maar weinig recensies van boeken. Maar als ik een lezing verzorgde in Indonesië, kwamen er mensen naar me toe en lieten me trots een exemplaar zien. “Mooi boek heb je geschreven,” kreeg ik dan te horen. Dat geeft de burger moed, haha! Ons kantoor in Jakarta was zeer actief in het verzorgen van vertalingen van Nederlandstalige publicaties die voor Indonesische lezers vaak ontoegankelijk waren.’

Een Engelse vertaling is er nooit gekomen.
‘Nee, te lastig voor de vertalers, denk ik. En het was een dure grap door alle foto’s. Dus hier moeten we het mee doen. Maar het fascinerende van dit verhaal blijft: hoe een volstrekt koloniale samenleving met raciale scheidslijnen zonder veel mobiliteit en oppositie in een periode van veertig jaar totaal verandert en eindigt in een onafhankelijk republiek Indonesië. Mensen die in 1900 onafhankelijkheid aan de verre horizon zagen liggen, konden later , in 1945, zomaar minister van datzelfde zelfstandige land worden. Ongelooflijk.’


Een bijeenkomst van Perhimpoenan Indonesia, waarschijnlijk in Leiden, 1924/27, collectie KITLV, (zie hier voor de namen)

Hoe zou In het land van de overheerser met de kennis van nu worden geschreven?
‘Niet zozeer anders, maar nieuwe gegevens komen altijd bovendrijven. Iemand als Klaas Stutje heeft de geschiedenis van de Perhimpoenan Indonesia beschreven aan de hand van internationale ontwikkelingen. En je ziet dat er over dat onderwerp meer verschijnt; kijk bijvoorbeeld naar de wereldgeschiedenis van de Komintern van Brigitte Studer of het verzet op schepen in en om Nederlands-Indië van Kris Alexanderson.
Zelf ben ik bezig met een herziening van mijn biografie van Tan Malaka, daar worden die inzichten in verwerkt. Ook komen nieuwe bronnen aan bod, die ik nog tijdens het Gorbatsjov-bewind heb kunnen inzien. Ik was in Moskou en vanwege de Glasnost-politiek waren de archieven daar open. Het geluk was met mij: die archieven gingen snel daarna weer potdicht.
Ook in Indonesië had ik geluk. Daar deed ik in de jaren tachtig onderzoek naar de omstreden en vergeten communist Tan Malaka, die in de Revolutie een alternatief vormde voor de Soekarno-Hatta-regering. Daarbij kwam dat ik als buitenstaander gehoor kreeg bij de betrokkenen van allerlei zijden, die tijdens het Soeharto-bewind zeer voorzichtig waren om het achterste van hun tong te tonen. Ik werd als ongevaarlijk beschouwd en ook als instrument gezien om een eigen visie te laten horen.
Dat privilege kon alleen maar gelden voor een niet-Indonesiër. Uitgebreid onderzoek door een Indonesiër was onmogelijk: hij of zij zou meteen bestempeld worden als Tan Malaka-aanhanger, communist of spreekbuis van het leger. Daarom was ik in staat – op basis van gegevens van verschillende kanten – het anonieme graf van Tan Malaka op te sporen. De opgraving daarvan was op alle Indonesische zenders te zien.’

Toch zijn er ook nog enige hiaten aan te wijzen bij In het land van de overheerser. De rol van Chinese Indonesiërs is bijvoorbeeld ondergesneeuwd geraakt.
‘Dat was toen te moeilijk en tijdrovend om uit te pluizen. Eerst hadden we moeten bepalen of Chinese studenten uit China kwamen, uit Indonesië of anderszins. Binnen het project was daar geen ruimte voor. Gelukkig is er nieuw onderzoek. Patricia Tjiook-Liem van het Chinese Indonesian Heritage Center heeft met haar nieuwe boek een mooie bijdrage geleverd, dat is een standaardwerk.’

Er wordt de laatste tijd zoveel geschreven over het Nederlandse koloniale verleden en men lijkt zich steeds breder te interesseren voor die periode. Waar blijft de aangevulde herdruk van uw Indonesische geschiedenis van Nederland?
‘Ik zit helaas met een strak tijdschema; eerst moet de herziene biografie van Tan Malaka afgemaakt worden. In ieder geval is het zeer tevredenstemmend dat In het land van de overheerser na zoveel jaren niet achterhaald blijkt.
Dit boek en het door Henk Schulte Nordholt en mij recentelijk geschreven Merdeka staan echter niet op zichzelf. In Indonesië verschijnt zeer veel over de eigen geschiedenis, vooral over de revolutie (1945–1949). De kwaliteit daarvan stijgt ook. Zo brengt het huidige ODGOI-project een verzameling artikelen bijeen van Indonesische historici – met een eigen geluid en eigen uitgangspunten.’


Harry Poeze, Cees van Dijk en Inge van der Meulen, In het land van de overheerser I. Indonesiërs in Nederland 1600–1950, Foris Publications, 1986


 
Share our website