Rijksmuseum schrapt 'bersiap'

door Esther Wils, 13 januari, 12.00 u

Het Rijksmuseum heeft zichzelf een valse start bezorgd voor zijn nieuwe tentoonstelling Revolusi! Indonesië onafhankelijk.

De Indonesische historicus B. Triyana, gastcurator, verklaart in een opiniestuk in NRC Handelsblad van 10 januari 2022 dat de term 'bersiap' niet deugt. U zult hem dus in de tentoonstelling niet tegenkomen. Bersiap wordt in Nederland algemeen gebruikt om het extreme geweld aan te duiden dat vanaf de slotmaanden van 1945 door Indonesische pemuda werd gepleegd jegens (Indische) Nederlanders, Chinezen, Molukkers en Indonesiërs die het Nederlandse beleid steunden. Daarbij zijn duizenden burgerdoden gevallen, onder wie kinderen, vrouwen, oude mensen. Traumatische ervaringen voor degenen die er in die chaotische periode bij waren (vaak met een weerslag op hun nakomelingen), die des te hardnekkiger zijn omdat er zo veel onduidelijk is gebleven en slecht te reconstrueren valt.
Triyana schrijft: "De Nederlanders die deze tijd meemaakten spreken over de ‘Bersiap-periode’. Een tijd waarin Indonesiërs bezeten waren en burgers aanvielen met een witte huid, Indo-Europeanen, Ambonezen, inheemse Chinezen of wie dan ook die zij als koloniale collaborateurs beschouwden. Maar klopt dat beeld?" Vervolgens begint hij verschillende voorbeelden op te noemen van Indonesiërs die inderdaad de aangeduide 'koloniale collaborateurs' ombrachten, om te bewijzen dat er ook veel geweld werd gepleegd tussen Indonesiërs onderling – dus precies zoals de term bersiap in Nederland al jarenlang wordt opgevat en gebruikt in tentoonstellingen en uitgaven, met inbegrip van de verschillende groepen slachtoffers. Dat beeld klopt. Je vraagt je af waar de medewerkers van het Rijksmuseum hebben gezeten: onder een steen?
Nog een passage uit Triyana's artikel:
"Als we het begrip ‘bersiap’ in zijn algemeenheid gebruiken voor geweld dat tijdens de revolutie plaatsvond tegen Nederlanders, krijgt het een sterk racistische lading. Meer nog omdat bij het begrip ‘bersiap’ altijd primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs als daders van de gewelddadigheden worden opgevoerd, wat niet geheel vrij is van rassenhaat. De wortel van het probleem ligt in het onrecht dat het kolonialisme creëerde en dat een structuur vormde van een op racisme gebaseerde hiërarchische samenleving die de exploitatie van de kolonie omhult."
Nu wordt de term opeens gereserveerd voor Nederlanders, en worden in één moeite door degenen die hem gebruiken als racisten weggezet, aangezien zij de daders als 'primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs' zouden karakteriseren; voorbeelden, graag? Waarna Triyana – toch maar als verontschuldiging? – begint uit te leggen dat politieke figuren als Sjahrir, Hatta en Soekarno het geweld afkeurden. Inderdaad, maar helaas hadden zij het niet onder controle, aangezien het ging om ‘ongeregelde troepen’ die zich hadden verzameld, ‘niet altijd met zuivere bedoelingen’ en schuldig aan ‘sadistisch geweld’ – de formulering komt nota bene uit de catalogus bij de tentoonstelling (waarin de term bersiap wel wordt gebruikt; Indies tijdschrift ontving van de week een digitale proef ter recensie – wordt vervolgd), uit de onverdachte pen van Remco Raben, die zich heeft ontwikkeld tot een ware kruisridder tegen alles wat maar lijkt te ruiken naar kolonialisme en/of eurocentrisme. Hij legt in zijn bijdrage bondig en boeiend uit hoe veelkantig de ontwikkelingen in de betreffende jaren waren en hoe ongelijksoortig de typen geweld die de partijen hanteerden – waarbij vanzelfsprekend geen enkele vorm gerechtvaardigd wordt.

Triyana’s argumentatie bevat tegenstrijdigheden en hij werkt bovendien met ongefundeerde aannames die zijn denkfouten aanstootgevend maken. Als er tijdens de bersiap íemand op racistische gronden handelde, dan waren het de pemuda’s die burgers mishandelden en ombrachten vanwege hun ras, niet vanwege hun daden. Degenen die de term bersiap gebruiken, veroordelen niet de Indonesiër (áls zij al oordelen), noch ontkennen zij het funeste karakter van het koloniale systeem en het dominante beleid van de Nederlandse overheid in de jaren 45/49 (er zaten ook wat verstandiger mensen tussen).
Typisch dat Henk Schulte Nordholt, naar zijn mening gevraagd door NRC, het schrappen van de term bersiap wel kan begrijpen. Ook hij gaat ervan uit dat die vooral wordt gebruikt voor geweld jegens de ‘Indo-Europeanen’, terwijl het volgens hem ‘genuanceerder’ ligt. Onhandig woordgebruik, zullen we maar zeggen, als het gaat om grootscheepse moordpartijen, en daarbij een verouderde notie; het publiek wordt onderschat, net als de rest van de mensen die professioneel met deze geschiedenis bezig zijn.
Ik heb persoonlijk ‘bersiap’, veelal vertaald als ‘weest paraat’, altijd juist nogal keurig gevonden voor wat erachter schuilgaat aan weerzinwekkende scènes.  In Indonesië blijkt het woord als historische term niet gangbaar te zijn. Gehoord uit de mond van een historicus: onderzoek naar deze periode wees uit dat Indonesische collega’s vooral geïnteresseerd waren in het geweld tussen de verschillende Indonesische partijen onderling. Zoals bekend is er in Indonesië van overheidswege hard gewerkt aan de historische mythevorming van een verenigde strijd voor de onafhankelijkheid; die mythe wordt nu dus ook daar ter sprake gesteld. Misschien valt er voor Indonesië ook op het front van de bersiap nog wat te ontdekken? Zeer benieuwd wat de uitgave Het geluid van geweld (Amsterdam University Press, februari), weerslag van het ODGOI-project dat in samenwerking met Indonesiërs is uitgevoerd, te bieden zal hebben aan nieuwe inzichten – ook de ontwikkeling van de term bersiap in de afgelopen 75 jaar wordt erin uit de doeken gedaan.
Tijdens de persconferentie die op 11 januari door het Rijks werd gegeven, kwam ook het schrappen van de term aan de orde; conservator Harm Stevens gaf geen antwoord op de vraag waarom dat nodig werd bevonden, maar benadrukte dat er aan het ‘wederzijdse geweld’ in die periode in een aparte zaal aandacht wordt besteed. Taco Dibbits, die het als ‘hoofddirecteur’ van het Rijksmuseum nodig vond de catalogus bij wijze van geurvlag te openen met een woord vooraf, stelt daarin dat het museum de banden met de Indische, Chinese, Molukse en Papua-gemeenschappen in Nederland graag blijvend wil aanhalen. Onbegrijpelijk dat hij en zijn staf juist deze beladen term als een bom in het gezicht van de betreffende groepen laten ontploffen. Een teaser in de ware zin van het woord, die dit publiek bij voorbaat van het museum vervreemdt. Jammer, want een snelle blik op de catalogus leert dat er prachtig en boeiend materiaal is gevonden. Niet allemaal gloednieuw – bezoekers van museum Bronbeek en lezers van diens museumkrant zal het een en ander bekend voorkomen; het werk van fotografen Cas Oorthuys en Henry Cartier Bresson is met recht iconisch te noemen –, maar er zijn toch vooral een heleboel unieke objecten, schilderijen en propagandadrukwerk te bekijken, en aangrijpende verhalen te volgen. Laat u dus door de misstap rond 'bersiap' niet uit het veld slaan.

PS van 13 januari, 19.30 u: het museum heeft zich bedacht; de term bersiap gaat ook in de tentoonstelling gebruikt worden. Wie er meer van wil weten, kan bijvoorbeeld terecht bij Het Parool.



 
Share our website