Nieuwjaarsaanbieding: Indisch verzet


Najaar 2019 verscheen bij uitgeverij West Zijn jullie kerels of lafaards? De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi's, 1940-1945, van de hand van Herman Keppy. Het boek werd zeer goed ontvangen. Uit de pers:

'Zijn jullie kerels of lafaards van Herman Keppy is het nieuwe standaardwerk over het Indisch verzet.'
Historisch Nieuwsblad
, special Verzet en collaboratie in Nederland, mei 2021

'Het boek leest als een monument voor vergeten, ja zelfs verdrongen helden.'
David Van Reybrouck in zijn boek Revolusi, 2020
'Veel boeken over de oorlog vertellen een verhaal dat inmiddels wel bekend is. Dit boek voegt echt iets toe.'
Rob Hartmans in het Historisch Nieuwsblad, mei 2020
Mocht u het hebben gemist: hieronder een voorproefje. Het boek is bij elke (web)boekhandel te bestellen, van € 29,95 voor € 19,50.


EMMY BROEKMAN

Emmy Broekman, geboren in Kota Radja op Atjeh, is een van de slechts 48 vrouwelijke Engelandvaarders uit Nederland. Na aankomst in Londen wordt zij toegevoegd aan de staf van het op 20 december 1943 opgerichte Vrouwen Hulpkorps.
In het Stadsarchief Amsterdam bevinden zich documenten van Emmy Broekman, waaronder een dagboek dat haar Engelandvaart beschrijft. Daarin staat dat zij op 5 augustus 1943 uit Den Haag is weggegaan. Op het laatste stuk zit zij in een goederentrein, vergezeld van twee Belgische Engelandvaarders met wie zij vanuit Montréjeau in de Franse Pyreneeën de reis naar Spanje wil ondernemen.

Uit het dagboek
‘Onze harten bonsden toen de trein stotend en rukkend aantrok: daar gingen we. Wat wachtte ons? Al heel gauw staken we een cigaret op, liepen heen en weer, keken door de spleten en reten en ’t kleine venstertje. Dit laatste met inachtneming van de grootste voorzichtigheid, opdat niemand uit ’t voorbijtrekkende landschap ons zou kunnen zien. Gedurende de stopplaatsen op de diverse stations hielden we ons heel koest.
Doch eindelijk kwam het gevaarlijkste punt: de Duitsers op de trein voor contrôle en de hele trein afgezet door militaire wachten. Voor onze wagon stationeerde zich een Duitse soldaat, geweer aan de voet. De 3 mannen hadden zich tijdig bij de deur opgesteld om de stoot van ’t stoppen op te vangen, zodat openschuiven van de deur, zij ’t ook nog zo weinig, voorkomen zou worden, en tevens een eventuele poging om de deur open te schuiven, tegen te houden.
Zo stonden we 3/4 uur met ingehouden adem, van de Duitser slechts door de wagonwand gescheiden. De spanning was zo groot dat ik, gedoken in de donkerste hoek van de wagon, even in slaap viel. Toen we eindelijk wegreden, hielden we een rondedans.
Eindelijk Luchon. Hoe er ongezien uit te komen? Was de berekening juist wat betreft de plaats waar de wagon gerangeerd zou worden? Door de spleten zag men de mensen verdwijnen. Na 20 minuten begon de trein te rangeren, wagons werden afgehaakt.
Waar gingen wij naartoe?! We wisten spoedig dat ’t geluk met ons was. We werden op een dood spoor gezet vlak bij een loods. Voorzichtig opende onze gids de deur, keek uit, sprong eruit, nam mijn valies aan, ik sprong er achteraan op de hielen gevolgd door de jongens. Het bevel was: dwars door de struiken en greppels van de weg, rechtsaf doorlopen. Het ging alles bliksemsnel. [...]

Klokslag 6.30 uur begon de tocht. In flink tempo klauterden we achter elkaar de hellingen op. Langs paden die geen paden waren, over rotsblokken, langs afgronden, door hoog varengewas. Als we de ene helling af waren, was er altijd wéér een, en nog een. Soms ging een van de gidsen vooruit, dat was op de gevaarlijke plekken, waar vaak Duitse patrouilles liepen.
Eindelijk om circa 9.15 uur maakten we halt voor ontbijt. Brood met schapenvlees, wijn, een cigaret. Na 20 minuten ging ’t verder. Om 12 uur werd ons bijna looppas aangegeven, het gevaarlijkste punt, vlak bij de grens. Toen even kon ik bijna niet meer, ik snakte naar adem, m’n hart bonsde alsof ’t uit mijn body zou springen. Intussen hoorden we: Zien jullie deze plek? Dat is de grens maar nu zijn we erover. We liepen nog een kwartier door, konden wel juichen van plezier. Maar stilte was nog consigne. We maakten halt, aten, dronken, deden onze geleende bergschoenen uit, want de gidsen gingen afscheid nemen. We moesten alleen verder. We betaalden hen ’t overeengekomen bedrag, ze vertelden ons precies hoe we verder moesten, om spoedig de bewoonde wereld te vinden. Op stokken werd mijn bagage gedragen. En toen begonnen we te dalen. En we liepen nog verkeerd ook. Vonden toch weer, na ’n benauwd ogenblik de weg terug uit de diepe kloof waar we in terecht waren gekomen. En ineens stonden we in ’t stralende zonlicht op een wei en zagen beneden ons arbeiders aan ’n weg werken!
We juichten, zongen, dansten! De vrijheid, land van de vrijheid, geen moffen, geen Gestapo, we hadden ’t ’m gelapt.’


foto: Emmy Broekman in 1945, Studio Merkelbach/Stadsarchief Amsterdam
 
Share our website