Hindostaans familieleed

door Esther Wils

De vuile was buiten hangen is in de Hindostaanse gemeenschap zeer ongebruikelijk, schrijft Ruben Gowricharn. Elke familie heeft haar belastende geheimen, maar die blijven onbesproken - ook in eigen kring. Veel liever probeert men de schande die zaken als sociale neergang, verslaving en zelfmoord meebrengen te compenseren door het maatschappelijk succes van volgende generaties.
Gowricharn, zelf opgeklommen tot hoogleraar en de trots van het gezin, wilde die houding doorbreken en de treurige geschiedenis van zijn eigen vader onderzoeken. Die had als goudsmit aanvankelijk een aardige positie in Paramaribo; vanwege zijn goede reputatie kwamen vooral veel Hindostanen, maar ook creolen en Javanen in zijn zaak om sieraden te laten maken of herstellen. Zoon Ruben hielp al vanaf zijn zevende mee bij het werk en verdiende daarna bij Chinese juweliers in de stad een centje bij voor het onderhoud van het gezin. Na een noodlottige verhuizing, naar een buurt die ver uit de loop van het winkelend publiek lag, ging de klandizie namelijk rap achteruit en begon vader te drinken en schulden te maken.
Gowricharn beschrijft de breuk die in het gezin ontstaat, de schaamte van moeder en kinderen en het isolement van zijn vader, die uiteindelijk weer bij het gezin op het erf komt wonen en nog enige inkomsten weet op te brengen voor zijn eigen onderhoud, maar zijn verslaving niet kan afleggen en in de problemen blijft raken. Toch weet de zoon na al die tijd meer waardering voor hem op te brengen, vanwege zijn volharding, werklust en veerkracht.

De bril van de wetenschap
Interessante gegevens: een zoon die achter het familietaboe wil kijken, het leven van de Hindostaanse middenstand in Suriname, het specifieke vak van goudsmit; belangrijk vanwege de vele rituelen waarvan sieraden onderdeel uitmaken. Jammer dat Gowricharn de juiste vorm niet heeft gevonden en kennelijk ook geen advies heeft gekregen van een redacteur. Zijn achtergrond als sociaal werker en wetenschapper zit hem bij het schrijven zichtbaar in de weg; hij slaagt er niet in schaamte en pijn voelbaar te maken, de levenssfeer concreet neer te zetten, een meeslepend familieverhaal te vertellen. Het constant opvoeren van termen als sociaal kapitaal, familiekapitaal, stigmatisering, geweldsuitingen, met de bijbehorende geleerde bedenkers, doorbreekt de geschiedenis en schept afstand, alsof zoonlief er zelf niet bij was en pas door de bril van de wetenschap kon zien wat er in die jaren gebeurd is.
Een losstaand, beschouwend hoofdstuk waarin deze mechanismen onder de loep werden genomen - zowel bij de eigen familie als bij de mensen die Gowricharn aan zijn bureau heeft gehad in het maatschappelijk werk - had niet alleen de verhalende tekst van een stoorzender kunnen verlossen, maar ook heel wat herhaling kunnen ondervangen. Maar kennelijk miste de auteur een eigen antenne voor de gevoelens die er leefden. Onderstaande passage illustreert dat:

'De ruzies en eventuele escalaties in geweld hielden mij toen minder bezig. Ik zag het geweld als een uitvloeisel van mijn vaders drankverslaving. Maar tijdens de bestudering van etnische conflicten bleek een andere interpretatie heel plausibel te zijn. Peter Berger (1998) betoogde aan de hand van elf studies dat etnische conflicten weinig te maken hadden met belangen of strategische conflicten, maar uitbarstingen van sentimenten. Wanneer gevoelens van eer (individueel, van de familie, de godsdienst, de etnische groep of de natie) gekwetst werden, dan ontstonden die uitbarstingen van geweld. Een soortgelijk standpunt verkondigde de filosoof Hans Achterhuis tijdens een lezing eind jaren tachtig in Rotterdam: geweldsuitingen hebben meestal te maken met gekwetste gevoelens van eer. Dat wil niet zeggen dat economische of politieke belangen afwezig zijn, maar die kunnen vaak worden teruggevoerd tot emoties.
Bij mijn vader zag ik dergelijke mechanismen terug. De ruzies begonnen pas te escaleren wanneer over en weer gemaakte opmerkingen de gevoelens van eer raakten. Dat gold niet alleen voor mijn vader, ook mijn moeder voelde zich vaak in haar (familie)eer aangetast. Tijdens mijn overdenkingen verwonderde ik mij erover dat mijn beide ouders zo gevoelig reageerden op dit element van eer. Dit inzicht onderstreepte de stelling van Max Weber (1978) dat elk mens eer heeft, ongeacht de sociale positie, wat iets anders is dan sociale status.'

Voor een kind dat in een dergelijk beklemmend milieu is opgevoed, waarin altijd de stand moest worden opgehouden, is het op zijn minst eigenaardig dat hij geen besef had van het gewicht van de eergevoelens die toch zo dominant waren. Vanzelfsprekend loopt ruzie uit de hand zodra men elkaar gaat beledigen, oftewel in zijn eer aantasten. De venijnige gedachte komt op dat Gowricharn zelf ook nog altijd moet compenseren voor een denkbeeldige achterstand, door al die vakbroeders erbij te halen. En dat zijn emotionele intelligentie tekortschiet, terwijl dat juist een van de belangrijkste factoren is waarom een lezer graag andermans gedachten volgt.
Deze uitgave, die met haar ongewone thema nieuwsgierig maakt, zal in de Hindostaanse gemeenschap wellicht een belangrijke functie vervullen door taboes aan te snijden, maar stelt als boek teleur.

Ruben Gowricharn, De goudsmit. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie, Walburg Pers, 2021
Share our website