'De tuinen van Buitenzorg' speelt hoofdzakelijk rond Makassar

Jan Brokken, die in de buik van zijn moeder per schip repatrieerde, is altijd om Indië heen gelopen; dat was een deel van de familiegeschiedenis waar hij buiten stond. Pas na moeders dood, toen tante hem de brieven toevertrouwde, was de weg in het hoofd vrij om zich erin te verdiepen.   
 


Muziek, taal & geloof
De tuinen van Buitenzorg heet Brokkens boek, al speelt het zich grotendeels af in de buitengewesten. De titel is ontleend aan het gelijknamige muziekstuk – onderdeel van de Java Suite, een compositie voor piano van Leopold Godowsky. Bij aankomst in Indië verbleven de Brokkens tijdelijk op Java en moeder Olga was – net als zoon Jan later – gegrepen door de schoonheid van deze hortus botanicus. Een radio-opvoering van de Java Suite verplaatste Brokken jr. in ruimte en tijd, naar het oude Buitenzorg en in zijn moeders schoenen – hij had inmiddels haar brieven gelezen. Die sensatie deed hem besluiten zijn boek te schrijven, waarin ook Godowsky zelf optreedt.
‘Waar ik ook kijk, alles is anders. Elke blik verrast me, iedere Javaan die voorbijloopt zou ik willen volgen,’ schrijft Olga. Het tekent haar geweldige ondernemingslust; als het echtpaar eenmaal op de definitieve bestemming Makassar is aangekomen, legt zij zich al snel toe op de studie van de inheemse talen met hun eigen schrift – Maleis had ze in Nederland al geleerd. Ze weet zelfs haar docent, de taalgeleerde Anton Cense, te helpen bij het samenstellen van zijn Makassaars-Nederlands woordenboek, door te luisteren naar de vrouwen die zij naailes geeft; de huis-, tuin- en keukenwoorden die zij gebruiken, vormen een mooie aanvulling voor het woordenboek in wording (postuum verschenen in 1979). Zij treedt ook op als orgelbegeleidster van het Ambonese kerkkoor – ‘Al in de jaren dertig leefden er meer Ambonezen buiten Ambon dan op Ambon zelf,’ schrijft Brokken.
Olga is veel alleen want haar man Johan, theoloog uit Leiden en student van o.a. Snouck Hurgronje, reist telkens af naar het nabijgelegen eiland Saleier voor zijn taak bij de zending en om de lokale islam te bestuderen – en om te observeren: Mekkagangers zouden ver van huis antikoloniale plannen beramen. Brokken jr. heeft zich erin verdiept en weet, mede met hulp van zijn vaders inzichten, een verrassend beeld te scheppen van de complexe cultureel-religieuze geschiedenis ter plekke. Opmerkelijk is dat het christendom er werd aangegrepen als buffer tegen feodale islamitische leiders en de financiële en rituele verplichtingen die islam en adat de bevolking oplegden; op Java werd de islam juist omarmd vanwege de egalitaire trekken, las ik onlangs in David Van Reybroucks Revolusi.
 


Breuk
Johan komt tijdens de oorlog in kamp Paré-Paré terecht, professor Cense in kampen op Java en Sumatra – en schrijft na de oorlog met hulp van ooggetuigen mee aan het rapport van de commissie Enthoven over de huiveringwekkende acties op Celebes; hij spreekt immers de lokale talen. Olga verblijft met haar zoons in kamp Kampili en wordt nooit meer de oude. Vooral de haat van de Makassaarse en Boeginese vrouwen treft haar, als die stenen gooien naar de vrachtwagen waarin de Japanners vrouwen en kinderen afvoeren: ‘Ze vroeg zich de rest van haar leven af wat ze fout had gedaan.’
            Brokken zegt het in een interview (VPRO-Gids 2021#6) met zoveel woorden: hij breekt een lans voor mensen die met de beste bedoelingen hun rol in de koloniale samenleving op zich namen, zo vol van en nieuwsgierig naar de wereld ter plekke dat ze zich met liefde en energie op de studie stortten en de plaatselijke bevolking van dienst probeerden te zijn. Olga is daar een innemend voorbeeld van; je zou wensen dat zij later had kunnen inzien dat de woede van de Indonesiërs niet tegen haar persoonlijk was gericht, maar een logisch gevolg was van de ongerijmde, niet te rechtvaardigen situatie van koloniale overheersing. Het komt terug in zo veel verhalen: individuele verhoudingen met Indonesiërs – veelal, maar niet altijd ‘ondergeschikten’ – waren vaak genoeg goed, er werd over en weer hulp geboden in benarde tijden en er werden soms zelfs tranen gelaten bij het afscheid. Maar zoals E. du Perron al voor de oorlog concludeerde in een afscheidsbrief aan een Indonesische vriend, na zijn poging zich opnieuw in Indië te vestigen: ‘De onzuiverheid van deze situatie drukt me zwaar, zou me steeds meer drukken.’ Voor zijn gevoel was het onmogelijk zonder hypocrisie vol te houden dat men er als Europeaan ter beschikking stond van de lokale samenleving, zonder eigenbelang – tenzij je een praktisch beroep had. Aan een andere vriend: ‘Om hier iets belangrijks mee te leven, moet je carrément van ras veranderen en onder Indonesiërs gaan leven. […] Om als Europeaan in je element te zijn moet je technicus zijn: ingenieur, bedrijfsleider, botanicus of zooiets.’

Briefgeheim doorbroken
We leren Olga kennen in de prille jaren van haar huwelijk; zij en Johan ‘genoten van elkaar’, vertrouwde zij haar zusje toe, nogal kuis formulerend, maar niettemin: niemand mocht de brieven lezen, zeker de mannen in de familie niet. Ze zijn er allemaal niet meer, en toch voelt dat openbaar maken raar. De legitimering zit wat mij betreft in het beeld dat het boek schept: een ‘koloniaal’ kon ook een intelligente, ondernemende vrouw van vlees en bloed zijn. In de tweehonderd bladzijden van Brokkens boek is plaats voor ‘iedereen’ die in Makassar en omgeving rondliep, en dat is wat krap; af en toe gaat het van de hak op de tak, met de historische figuren en de musici die er nog bij komen – behalve Godowski worden ook componist Paul Seelig en Hella Haasses moeder, pianiste Käthe Haasse-Diem Winzenhöhler voorgesteld. Maar Brokken kan vertellen en geeft er blijk van al net zo studieus te zijn als zijn ouders; toen hij niet langer om Indië heen wilde lopen, is hij er recht op afgegaan.
 
Jan Brokken, De tuinen van Buitenzorg, Atlas/Contact, 2021
 
Foto's:
Kinderen op een van de muren van Fort Rotterdam, 10 november 2017,  fotograaf Haasjes. Fotocollectie Dienst voor Legercontacten Indonesië, collectie Nationaal Archief.
Gezicht op een vissershaven met zeilboten, omgeving Makassar, 30 januari 1948, fotograaf Van Kalken. Fotocollectie Dienst voor Legercontacten Indonesië, collectie Nationaal Archief.
Strand met palmbomen en een vissersprauw, in de baai stokken (voor visnetten?), omgeving Makassar, 30 januari 1948, fotograaf Van Kalken. Fotocollectie Dienst voor Legercontacten Indonesië, collectie Nationaal Archief.

 

 
Share our website