Chinezen uit Indonesië

De prachtfoto die is gebruikt voor het boekomslag: leerlingen van een Chinese school, datum en plaats onbekend, collectie KITLV

Chinezen uit Indonesië

door Herman Keppy

Chinezen uit Indonesië. De geschiedenis van een minderheid van Patricia Tjiook-Liem is een must have voor een ieder met een Chinees-Indonesische achtergrond en voor mensen die een bredere kijk op de koloniale geschiedenis van Nederland nastreven.

Als redacteur in het Indische word je er soms moe van: de zoveelste persoon die ontdekt dat zijn of haar vader, opa of oom soldaat in Indië is geweest en daar een boek over moet schrijven. Want, zo wordt ons medegedeeld: in tegensteling tot de nagelaten vrolijke kiekjes, ging het daar helemaal niet zo prettig aan toe. Lees deze ‘vergeten’ tragedie! Daar bovenop komen dan nog de dikke pillen van echte en pseudo-onderzoekers die al even verrast en verontwaardigd de misstanden in het oude Indië van de daken menen te moeten schreeuwen. Ja, het was erg: Banda, Boven-Digoel, het kolonialisme in het algemeen. Maar echt, in de meeste gevallen is daar al heel veel en vaak gedetailleerd door heel deskundige auteurs over geschreven.

Leemte
Een wat lange inleiding naar een publicatie die er wel toe doet, die wel iets wezenlijks toevoegt aan de beeldvorming over het koloniale verleden: Chinezen uit Indonesië. De geschiedenis van een minderheid van Patricia Tjiook-Liem. De auteur is gepromoveerd op de rechtspositie van de Chinezen in Nederlands-Indië in de periode 1848-1942 en actief als voorzitter van de Stichting Chinese Indonesian Heritage Center (CIHC). In de inleiding van haar boek schrijft zij waarom haar boek belangrijk is, hetgeen wordt onderschreven door de recensent. ‘In de algemene Nederlandse geschiedschrijving over Nederlands-Indië en Indonesië komen Chinezen heel weinig voor. Ten onrechte, naar mijn mening, omdat zij gedurende de eeuwenlange Nederlandse aanwezigheid in de kolonie en ook daarna een belangrijke en soms essentiële rol hebben gespeeld in de economie. Hetzelfde gemis aan aandacht is ook te  bespeuren wanneer het hun sociaal-maatschappelijke rol en betekenis betreft. Door de leemte in de Nederlandse koloniale en postkoloniale geschiedenis kunnen de jongere generaties van deze Chinezen niet kennisnemen van de eigen geschiedenis, deze begrijpen en zich daarmee identificeren. Aan overdracht valt dan ook niet te denken.’
Zij voegt er terecht aan toe: ‘Gelukkig hebben historici en schrijvers – binnen en juist ook buiten de Nederlandse landsgrenzen – diepgaand onderzoek verricht naar specifieke onderwerpen en perioden in de geschiedenis van de Chinezen in Indonesië. Voor dit boek is dankbaar gebruikgemaakt van deze publicaties.’



Chinese winkelier bij zijn winkel aan de pasar Senen, Batavia, circa 1890, collectie KITLV

Chinese kamp
De grondlegger van Nederlands-Indië, de nu verguisde Jan Pieterszoon Coen, verklaarde in 1623 dat er ‘geen volck in de wereld was die ons beter dan de Chineesen dienen kan’. Hij vond ze ijverig, ongevaarlijk en ze beschikten over goede handelscontacten in de regio, waar de VOC profijt van kon hebben. In de voorafgaande jaren had Coen daarom Chinezen goed- en kwaadschiks naar Batavia laten komen, de meeste uit de provincie Fujian, en een van hun koopmannen, So Beng Kong, aangesteld als ‘kapitein der Chinezen’. Dit legt de basis voor de situatie zoals deze min of meer de hele koloniale periode zou bestaan. Een eigen kapitein der Chinezen dient als buffer en rechterhand van het bewind en ontvangt daarvoor bepaalde voorrechten. Het belangrijkste houdt verband met het innen van belastingen op allerlei economische activiteiten, wat het ‘pachtsysteem’ wordt genoemd: So Ben Kong krijgt een aandeel in de opbrengst van de belastinginning. Het pachtsysteem geldt voor bijvoorbeeld de import en export van goederen, het heffen van marktgeld en de bekendste of beruchtste variant betreft de opiumpacht. Soms werd het recht op pacht verkocht, aan de hoogste bieder. Tjiook-Liem schrijft: ‘Het systeem waarbij de overheid streefde naar een verzekerd inkomen en de pachter naar zo groot mogelijke winsten uit zijn investering opende de weg naar misbruik. De gewone bevolking was het slachtoffer omdat zij in haar dagelijks bestaan of eerste levensbehoeften met deze heffingen en belastingen werd geconfronteerd.’
Het pachtsysteem wordt pas rond 1920 opgeheven. Daarmee is het gedaan met het automatisch aanzien en welbevinden van de Chinese officieren (naast kapiteins, komen er ook majoors en luitenants). De ‘gewone’ Chinezen hebben zich te schikken in de nukken van hun eigen officieren en van het koloniale bestuur. Het gouvernement beperkt hen in hun bewegings- en woonvrijheid. Ze zijn ongevaarlijk, maar toch... Chinezen moeten wonen in toegewezen wijken. Het is dus niet zo dat zij het verkiezen bij elkaar te wonen (in de Chinese kamp, zoals de wijk vaak werd genoemd), zij worden ertoe gedwongen. Om de eigen wijk te mogen verlaten, zelfs voor een korte reis, dienen zij een pas aan te vragen. Pas in 1919 wordt het wijkenstelsel afgeschaft.


Economische positie
Ondanks discriminerende belemmeringen als die waarin zij aan één plek worden gebonden – een andere vormen de beperkte onderwijsmogelijkheden –, zijn het Chinezen die zich ontpoppen tot voorname grootgrondbezitters en het zijn vooral Chinezen die zich opwerpen als belangrijke tussenhandelaars, die de schakel vormen tussen de groothandel (importeur) en de kleinhandel (pasar, toko's, straathandel). ‘Tussen 1619 en 1896 hadden zij een positie verworven in verschillende sectoren van de economie. Op de onderste sport van de economische ladder begonnen zij als arbeidskrachten, ambachtslieden of in de land- en tuinbouw. In de 19de eeuw waren zij tussenpersonen voor de Europese handel, daarnaast waren zij actief in onder andere dienstverlenende bedrijven,’ schrijft Tjiook-Liem.
Zij schetst met cijfers een beeld van de economische positie die Chinezen innemen in 1892. Zo bezitten zij 45 procent van het land dat niet-inheemsen legaal in eigendom kunnen hebben, zijn zij ook eigenaar van 31 procent van percelen op niet-particuliere grond en is 22 procent van de geregistreerde scheepstonnage in handen van Chinezen. Als groep betalen zij dat jaar op Java 38 procent van de belasting, 22 procent ondernemingsbelasting en 38 procent van een speciale belasting voor landbezit op gehuurde grond.
Chinezen zijn belangrijk voor de economie, maar het feit dat het een gedeelte van hen zeer voor de wind gaat, roept afgunst op bij zowel Nederlanders als de autochtone bevolking van Nederlands-Indië. In tijden van crises zorgt dat ervoor dat zij vaak tot zondebok worden gemaakt – en dat is tot nu toe het geval in Indonesië. Dat uit zich in geweld jegens hen.



Vermoorde Chinezen worden begraven in een massagraf, Malang, juni 1947, collectie Nationaal Archief

Onafhankelijkheidsstrijd
Chinezen hebben het misschien het ergst te verduren tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Tjiook-Liem: ‘Aan Indonesische zijde was men er vaak van overtuigd dat Chinezen pro-Nederland en dus anti-Republiek waren. Zodra er tegenslagen of problemen optraden kregen de Chinezen de schuld in de schoenen geschoven. Daartegenover stond dat in de gebieden die de oprukkende Nederlandse krijgsmacht had “bevrijd” Chinese leiders en handelaren vaak door de Nederlanders verdacht werden van collaboratie met de Indonesische vijand.’
Tijdens de Bersiap-periode richten Indonesische heethoofden zich niet alleen massaal tegen Nederlanders en Indo's, maar ook tegen Chinezen. Bij de strijd om Surabaya in 1945 worden de winkels en woningen van Chinezen in die stad geplunderd. Het daaropvolgende jaar richten ‘nationalisten’ een bloedbad aan onder de Chinese bevolking in Tangerang; alleen al in het nabijgelegen dorpje Praoe vinden zeshonderd Chinezen de dood. De meeste Chinese slachtoffers vallen echter tijdens de Politionele Acties. Remy Limpach schat het aantal Chinese doden na de onafhankelijkheidsstrijd op tienduizend. Het zouden er minder, het zouden er meer kunnen zijn, niemand weet het. Er zijn evenmin cijfers bekend van hoeveel Chinezen uit Indonesië zich uiteindelijk in Nederland hebben gevestigd, hoeveel er naar elders zijn vertrokken en hoeveel er zijn achtergebleven. Tjiook-Liem noemt ze in ieder geval niet.


Gemis
Wellicht zijn die cijfers iets voor een volgende onderzoeker om uit te zoeken. Er zijn meer zaken met betrekking tot dit onderwerp die smeken om nader onderzoek en publicatie. Tjiook-Liem heeft zich bijvoorbeeld beperkt tot Java – zeer legitiem, want de geschiedenis van de Chinezen is veelomvattend en Indonesië enorm groot. Het verhaal van de misdadige behandeling van de Chinese ‘koelies’ onder het Cultuurstelsel op Sumatra komt niet aan de orde. Anderen hebben daar al over geschreven, maar er zit vast nog meer in het vat. Nog nauwelijks beschreven zijn de miserabele werk- en woonomstandigheden van de Chinezen in de tinmijnen van Banka en Billiton. Anderzijds is er in Chinezen uit Indonesië ook geen aandacht voor de vooraanstaande economische en sociale positie die Chinezen innamen in havensteden als Makassar en Ambon. Zelfs in het afgelegen stafkamp in Boven-Digoel werd de enige winkel bestierd door een Chinees.
Het is Patricia Tjiook-Liem vergeven, zij laat de volgende generaties Peranakan-Chinezen – een Indonesische vertaling zou welkom zijn – en andere geïnteresseerden een leerzaam, toegankelijk geschreven boek na, dat, mede door haar keuze voor Java, beperkt is gebleven tot een handzame tweehonderd pagina's.
Misschien wél een gemiste kans is het ontbreken van persoonlijke verhalen. Tjiook-Liem heeft in 2019 bijgedragen aan de mooie bundel Een foto vertelt. Vijftig familieverhalen van Chinezen uit Indonesië (Stichting Tong Tong & CIHC, besproken in het nulnummer van Indies tijdschrift), maar dat boek is helaas uitverkocht. Het zou voor de voorzitter van een belangrijke Chinese vereniging toch betrekkelijk eenvoudig moeten zijn om (opnieuw) enige leden van de vereniging te bevragen over hun persoonlijke geschiedenis. Die zouden het verhaal minder afstandelijk hebben gemaakt en het, net als de opgenomen, soms fascinerende foto's en illustraties, nog meer kleur hebben gegeven.


Patricia Tjiook-Liem, Chinezen uit Indonesië. De geschiedenis van een minderheid, Walburg Pers, 2022




 
Share our website