Buit. De roof van Nederlands-Indisch cultureel erfgoed 1942-1950

door Boudewijn Walraven

De titel van Louis Zweers’ nieuwste boek, Buit, zou een Nederlandse vertaling kunnen zijn van die van het net verschenen Loot van de Britse journalist Barnaby Phillips, maar de twee boeken hebben een totaal ander perspectief. Phillips concentreert zich op de al vaak aan de kaak gestelde koloniale wandaad van de plundering door een Britse strafexpeditie van het paleis van de koning van Benin, waarbij de befaamde Benin bronssculpturen werden buitgemaakt. Het handelt dus over het probleem wat we aan moeten met koloniaal roofgoed in westerse musea. In de uitvoerig gedocumenteerde studie van de kunsthistoricus Zweers gaat het daarentegen over de roof van (voornamelijk) koloniaal cultureel erfgoed tijdens en na de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Bovendien grenst hij zijn onderwerp heel ruim af, en volgt hij af en toe een zijpaadje (een van de charmes van zijn boek, wat mij betreft). Het gaat niet alleen over buit, maar ook over cultuurbezit dat vernield, vergaan of verdwenen is, en dus ook niet gerestitueerd kan worden. Ook de daders zijn heel verscheiden. Het eerste geval van roof dat Zweers vermeldt is de inbeslagneming door de Nederlands-Indische regering van de collectie van driehonderd Balinese tekeningen en andere kunstwerken van de twee broers Neuhaus, Duitse kunsthandelaren in Sanur, toen ze in 1940 als vijandelijke onderdanen werden geïnterneerd. Hoewel de twee de oorlog overleefden, hebben ze de kunstvoorwerpen nooit teruggezien. ‘Deze handelwijze is in feite een vorm van kunstroof door de Nederlands-Indische autoriteiten,’ concludeert Zweers dan ook.


Japanner poseert in een geconfisqueerde villa met inhoud in Menteng. Foto: onbekende Japanse legerfotograaf, collectie NEFIS/ Nationaal Archief

Maar niet onverwacht komen de Japanners op plaats één als het om onteigening van cultuurgoed (met inbegrip van boeken en documenten) gaat. Roof en vernietiging van cultuurbezit was ook aan de orde van de dag tijdens de uitbarstingen van anti-Nederlandse volkswoede direct na de overgave aan de Japanners in 1942 (de perampokan) en na het einde van de oorlog, in de bersiap-periode. En passant ging er ook nog cultuurbezit verloren door oorlogshandelingen van beide kanten, zoals bombardementen of het torpederen van schepen. Hoewel er wel wat overlappingen zijn, maakt de focus op cultuurbezit van Buit een heel ander boek dan Sporen van Vernieling: Oorlogsschade, roof en rechtsherstel in Indonesië, 1940-1957 (Boom, 2006) van Peter Keppy, dat meer over andere materiële zaken gaat.


Willem Hofker, Ni Rindit met godenzetel, 1940, verdwenen tijdens de Japanse bezetting, later opgedoken in de collectie van Soekarno en nu onderdeel van de Indonesische staatscollectie

Buit is verdeeld in vijf delen. In het eerste daarvan beschrijft Zweers het lot van diverse kunstcollecties, met op de voorgrond het werk van Europese kunstenaars op Bali, zoals Walter Spies, Willem Hofker, Rudolf Bonnet, en Adrien Jean Le Mayeur.  Uiteindelijk is veel van hun werk (vaak van Balinese schonen) na de oorlog terecht gekomen in de collectie van Soekarno, en wel op uiteenlopende manieren. Een schilderij van Spies is bijvoorbeeld geschonken (waarschijnlijk onder druk), veel andere werken werden gekocht, terwijl Hofker claimde dat sommige van zijn werken in de collectie waren gestolen. Waarschijnlijk zijn ze daarna aan Soekarno verkocht. Ook de Japanners toonden interesse in het werk van deze kunstenaars en bestelden soms nieuw werk bij hen.
In het tweede deel komen de collecties van Indonesische vorsten aan de orde, van wie erfstukken en kroonjuwelen soms door de Japanners werden geconfisqueerd of gestolen, of na augustus 1945 onder druk van vrijheidsstrijders geschonken aan de Republiek Indonesië.  
In het derde deel verschuift de aandacht van kunstbezit naar nationale instellingen zoals het uit 1778 daterende museum van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (het oudste museum in Azië), het Landsarchief, het Geologisch Museum in Bandoeng, ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg, en medisch-wetenschappelijke instituten. Japan had belang bij de kennis die deze instellingen genereerden en zorgde ervoor dat ze op een of andere manier bleven functioneren (Zweers legt vrij gedetailleerd uit hoe dat in zijn werk ging), maar er werd ook materiaal van naar Japan gestuurd. Een voorbeeld was een verzameling opgezette knaagdieren, vogels, vleermuizen, vlinders en insecten, die net als bijzondere orchideeën en de 200.000 jaar oude schedel van wat bekend stond als een 'Javaanse neanderthaler', waren bestemd als een cadeautje voor de in biologie geïnteresseerde Japanse keizer.  Antieke kaïns uit een oudheidkundig museum in Malang werden tijdens de bersiap geplunderd, zonde en jammer natuurlijk, maar het is ook wel bevredigend te lezen dat ze daarna gewoon gedragen werden door de straatarme bevolking die zich in de laatste oorlogsjaren alleen had kunnen hullen in lappen en zakkengoed.


Japans stempel 'Hakubutu-kan', de Japanse naam voor het Koninlijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, met de Japanse jaartelling (2602 is 1942)

Het vierde deel van de studie heet ‘De Grote Boekenroof’. Na de Japanse overname werden Nederlandstalige boeken van zowel boekhandels als particulieren geconfisqueerd, grotendeels om gerecycled te worden voor de papierproductie. Maar er gingen ook heel wat boeken, vaak van overheidsinstellingen, naar Japan om opgenomen te worden in de nationale bibliotheek of diverse instituutsbibliotheken. Minstens een deel daarvan (waaronder de collectie van de Indische Topografische Dienst) is door geallieerde bombardementen op bijvoorbeeld Tokio verloren gegaan, maar andere boeken en documenten zijn nooit teruggegeven en het is twijfelachtig of dat ooit zal gebeuren.
Het laatste hoofdstuk van Buit gaat over rechtsherstel en restitutie. Kort samengevat: daar is weinig van terechtgekomen. De eindindruk die het overigens lezenswaardige Buit achterlaat is vooral dat alle oorlogshandelingen, van WO II, maar ook van de periode van de onafhankelijkheidsoorlog, ongelofelijk veel schade hebben toegebracht aan cultuurgoed waar, zo laat het boek ook her en der zien, bijna iedereen, of het nu Nederlanders waren, Japanners, of Indonesiërs, toch waarde aan hechtte.

Louis Zweers, Buit: De roof van Nederlands-Indisch cultureel erfgoed 1942-1950, Boom, 2020
Share our website