All in the family: Chris de Haze Winkelman

door Boudewijn Walraven

Op zijn vijftiende verspeelde mijn grootvader van moederskant Chris de Haze Winkelman zijn kans op een militaire carrière. Met zijn oudere broer Henri was hij naar Nederland gestuurd om daar zijn school af te maken. Bij de familie bij wie ze in de kost waren, werden ze zo slecht behandeld dat hij in zijn eentje wegliep en in Frankrijk tekende voor het Vreemdelingenlegioen. Henri ging hem snel achterna en wist hem er weer uit te halen op grond van zijn leeftijd. Daarna wilde Chris naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda, maar ook dat liep mis, omdat hij niet de vereiste minimumlengte voor een officier bezat. Van een universitaire studie in Nederland kwam ook niets, omdat de broers op een gegeven moment moesten terugkeren naar Indië aangezien hun vader ernstig ziek was. En toen dat meeviel, was er geen geld meer om ze terug te sturen. Op die manier belandde mijn grootvader in het Binnenlands Bestuur, ondanks het feit dat de ambtenaren in die tijd steeds vaker in Nederland werden gerekruteerd en daar werden opgeleid.

Grootvaders grootvader
Chris was vernoemd naar zijn grootvader Christiaan de Haze Winkelman, pakhuismeester aan Sumatra’s Westkust, de eerste die de namen De Haze en Winkelman combineerde. In de achttiende eeuw waren er onder de leden van de clan De Haze nogal wat die burgemeesters van Zeeuwse steden werden of hoge functies in de VOC bekleedden (Raad van Indië en ‘Opperhoofd’ van de factorij op Deshima in Japan), maar alles wijst erop dat Christiaan onder behoeftige omstandigheden opgroeide. Zijn vader David Winkelman was een ‘maljenier’, een (waarschijnlijk ambulante) handelaar in kleine ijzerwaren, en overleed, aangereden door een kar, toen Christiaan pas vier jaar oud was. Negentien jaar oud werd Christiaan in het ziekenhuis opgenomen wegens koortsen, op rekening van het Burgerweeshuis. Het heeft er alle schijn van dat hij als onbemiddelde wees in Indië zijn geluk zocht en om zijn naam wat meer cachet te geven er De Haze Winkelman van heeft gemaakt. Hij zal wel een vrij behoorlijke opleiding hebben gehad, want hij kreeg er allerlei administratieve ambtelijke functies. En hij verwekte er twee zonen, tijdens twee huwelijken met vrouwen met een Europese familienaam, die volgens een wat onduidelijke familietraditie als moeder of, iets waarschijnlijker, als grootmoeder een vrouw hadden van de Mentawai-eilanden voor de kust van Sumatra. Daar woonde in het midden van de negentiende eeuw een inheemse bevolking die nog helemaal in het stenen tijdperk leefde. De tweede van die zoons was de vader van Chris.

Simon Amahorseya
Nadat Chris in Indië in 1911 geslaagd was voor het examen voor B.B.-ambtenaren, werd hij naar Karangasem op Bali gestuurd, daarna naar de Aru-eilanden en toen weer naar Saparua, waar, zoals mijn moeder het uitdrukte, Simon Amahorseya ‘bij ons kwam’, die de kinderen Ambonese liedjes leerde en mijn vierjarige moeder jaloers maakte door te zeggen: ‘Dit is mijn kind (Ini anak saya)’, als hij haar kleine zusje op schoot had.
Van Saparua werd Chris in 1916 naar Djambi op Sumatra gezonden, waar net gewelddadig verzet was onderdrukt. De ‘opstandelingen’ hadden zijn voorganger samen met diens personeel gedood en er was de koloniale regering dus wel wat aan gelegen de leider te arresteren. Het leger werd op jacht gestuurd, maar mijn grootvader ging ook naar de man op zoek, vergezeld door Simon. Met zijn tweeën achtervolgden ze hem, te voet, wekenlang. Simon kookte de maaltijden voor hen beiden. Op een dag kwam er een bericht van de opstandeling (in die tijd meestal aangeduid als ‘de bandiet’) dat hij zich zou overgeven als mijn grootvader ongewapend in het bos naar hem toe zou komen. Wat Chris deed, ondanks het risico. En de man gaf zich over. Wat mijn grootvader niet wist, was dat Simon hem stiekem gevolgd was, tot de tanden toe gewapend, en van achter een boom had toegekeken.
Met een hekwieler voeren ze over de Batang Hari terug naar Djambi, toen ze op de oever een legerpatrouille voorbij zagen trekken die nog op zoek was naar de opstandelingenleider. Pesterig vroegen ze waarnaar ze op zoek waren, en toen ze het al verwachte antwoord kregen, wezen ze triomfantelijk op hun vangst, trots dat het Binnenlands Bestuur het leger te vlug af was geweest. Ze brachten ook een kist met steekwapens van hun gevangene mee, die later in een hoekje van het huis stond. Mijn grootvader voerde daarmee van tijd tot tijd een dramatische act op voor de kinderen: ‘Deze kris was bestemd voor mijn buik, deze voor mijn hart’, enzovoort.

 
Share our website